Terentius:
Latijnse naam voor Publius Terentius Afer. (ca. 195/190 – 159 v.Chr.). Romeins blijspeldichter die oorspronkelijk uit Carthago kwam. Hij werd als slaaf naar Rome gebracht, kreeg daar onderwijs en werd later vrijgelaten door zijn meester, senator Terentius Lucanus, wiens naam hij aannam.
Leven en carrière
– Afkomst: Geboren in Carthago, kreeg de bijnaam *Afer* (‘Afrikaan’), wat mogelijk verwijst naar zijn Afrikaanse herkomst.
– Onderwijs en netwerk: Door zijn talent kreeg hij toegang tot de elite-literaire kring rond Scipio Africanus en Laelius, waar hij verdacht werd van plagiaat, mogelijk omdat zijn stijl zo verfijnd was.
– Reis en dood: Na zes toneelstukken te hebben geschreven, vertrok hij naar Griekenland om inspiratie op te doen. Hij overleed vermoedelijk in 159 v.Chr., mogelijk op zee.
Werken
Hij schreef zes bewaard gebleven komedies (166–160 v.Chr.), gebaseerd op Griekse voorbeelden van Menander:
– Andria (166 v.Chr.)
– Hecyra (165 v.Chr.)
– Heauton Timorumenos (163 v.Chr.)
– Eunuchus (161 v.Chr.)
– Phormio (161 v.Chr.)
– Adelphoe (160 v.Chr.)
Zijn stukken staan bekend om hun verfijnde stijl, psychologische diepgang en relatief brave toon, waardoor ze eeuwenlang als schooltekst werden gebruikt.
Cultuurhistorische betekenis
– Oudheid tot Renaissance: Zijn werk werd in de middeleeuwen en renaissance veelvuldig bestudeerd en beïnvloedde schrijvers als Shakespeare en Molière.
– Citaat: Zijn beroemde uitspraak “Homo sum, humani nihil a me alienum puto” (Ik ben een mens, niets menselijks acht ik mij vreemd) komt uit Heauton Timorumenos.

Wanneer twee hetzelfde doen, is het niet hetzelfde.

Zoveel hoofden, zoveel meningen.
