Het is januari, met ogen die helder gloeien, een krijger in de kou die over een schimmig sneeuwros stapt.
En afgelopen december somber, met een zielig laaghangend hoofd. Met een stem van troosteloosheid die roept: het jaar is dood. En zo glijden, met wisselende uitrusting, met een glimlach of frons of een lied, de maanden, in vreemde variaties, voortdurend voort.