Het scheenbeen is verder weg dan de knie.
De jeugd gaat voorbij als een droom.
Schoonheid is een kwaad in een ivoren zetting.
Leeftijd haalt ons allemaal in; onze slapen eerst; dan kruipen onze wangen en kin langzaam en zeker door de vorst van de tijd. Sta op en doe iets voordat uw ledematen dor zijn.
(Σαμερον αδιον ασω) “Ik zal morgen een zoeter lied zingen.”
Alle katten houden van een bank met kussens.
Zelfs een klein geschenk kan enorm zijn door liefdevolle vriendelijkheid.
Mannen zullen naar je kijken en tegen elkaar mompelen: “Zie! hoe klein was het geschenk, en toch hoe kostbaar!” De geschenken van vriendschap zijn allemaal onschatbaar.
Het goddelijke zaad doet het goed: dat van de goddelozen is vervloekt.
Cicade voor cicade is dierbaar, en mier voor mier, en haviken voor haviken, maar voor mij de muze en het lied.
Fouten zijn schoonheden in het oog van een minnaar.
Slapend stellen we ons voor wat we wakker wensen; Honden dromen van botten en vissers van vissen.
Mooi is de bloei van de jeugd, maar die duurt maar kort.
De mens zal de mens altijd nodig hebben.
Schoonheid is een heerlijk vooroordeel.
Proberen brengt alles tot stand in deze wereld.
Een mens hoopt zolang hij leeft, eerst de doden hopen niet meer.
Bij wie het wél gaan, gaat alles wél.
Alleen de armoede stimuleert de vaardigheden; ze is de leermeesteres van de inspanning.
Voor de liefde bestaat er geen medicijn en geen pleister.
Verstild is de zee, verstild de winden, maar niets verstilt mijn verdriet.
Ook de roos is prachtig, maar toch doet de tijd haar verwelken.